
Interview uit Haarlems Dagblad
Kommil Foo
Tekst: Jan Pieterse
In afwachting van de voorstelling Spaak is een bezoeker achter me enthousiast over de flyer: ‘Kijk die gekke koppen, dat wordt lachen!‘ Na de voorstelling is hij totaal overrompeld. Het werd lachen, maar heel anders dan hij had gedacht. Bij Kommil Foo gaat de lach gepaard met verbazing, verwondering, ontroering, verwarring, vreugde, verdriet, woede, liefde en ongeloof. Past dat allemaal in één programma? Ja, bij Kommil Foo wel! Al jaren lang en steeds weer! Het Vlaamse duo, bestaande uit de broers Raf en Mich Walschaerts, debuteerde zo’n veertien jaar geleden op Nederlandse bodem met hun programma Plank. Toen al werd de toon gezet met een bijzondere mengeling van absurde scènes, mime, slapstick, melancholische zang en muziek. Daarbij kenmerken de liedteksten en verhalen zich door wonderschoon taalgebruik. Consequent en zonder concessies hanteert het tweetal die eigen vorm van theatermaken. Daarmee zijn ze een vreemde eend in de Nederlandse cabaretbijt. De waardering van pers en theater-programmeurs was er al lang en daar komt nu ook het grotere publiek bij. Zeker nadat Kommil Foo vorig jaar de Poelifinario won, de prijs van de V.S.C.D (Vereninging van schouwburg-directies) voor vernieuwend en orgineel theater.
De gebroeders begeleiden zichzelf op meerdere instrumenten, zoals piano, gitaar en viool. Beiden zingen en acteren, waarbij Raf vooral de observator is en het uiterlijk en de hoekige motoriek van Mich doet denken aan de creatie Cowboy Henk van Kamagurka & Herr Seele. Naast de vele talenten die het duo in zich verenigt, is er ook het nimmer aflatende spelplezier. Of het nu in de immense zaal van het Antwerpse Sportpaleis is of in een klein theatertje in Woerden, de mannen hebben er altijd zin in. Bij de zogenaamde ‘Bram-avond’ waardiverse artiesten een hommage brachten aan Bram Vermeulen, kwam Kommil Foo steeds weer naar Amsterdam afgereisd om de avond sterk af te sluiten. Dat zij daarvoor ergens in het land hun eigen programma al op de planken hadden gebracht, was geen probleem. Werden er in hun vorige programma nog acrobatische toeren met stellages uitgehaald, in Spaak wordt gewerkt met een minimum aan decor. Tegen de achtergrond van een hellend vlak heeft ‘de gelukkigste man ter wereld’ de vrouw van zijn leven gevonden. Dat kent slechts één nadeel: de angst om
haar kwijt te raken.
De liefde is een terugkerende thema bij Kommil Foo en de liedjes zijn op zichzelf staande verhaaltjes. Een prachtig voorbeeld daarvan blijft het lied Speer uit een eerder programma. Daarin barst een man van verlangen om zijn geliefde te zien. Daar gaat de bel. Hij zwaait de deur open en zoent haar meteen langdurig en hartstochtelijk op de mond. Dan gaat het lied
verder met de ontnuchterende zin: ‘De melkboer heeft een snor!’
Ook in Spaak zitten weer mooie vondsten, zowel in taal als in beeld. Neem bijvoorbeeld de letterlijke terugblik die wordt gegeven in een verhaal dat als een film van achter naar voren wordt afgedraaid: ‘Een ambulance gooit een man bloedend op het asfalt.’ Verder trakteert Kommil Foo het publiek op engagement in het lied over een slager die ‘op café’ vertelt dat hij
geen bruine worsten in zijn koelkast wil, want vol is vol. Voor hij het weet heeft hij een zetel in het parlement: ‘Een dik en vet salaris, da’s evident, respect van mijn collega’s, credibility volop, al kraam ik enkel wartaal uit als een kip zonder kop.’