
Interview uit Haarlems Dagblad
Veldhuis & Kemper
Tekst: Jan Pieterse
Het is alweer tien jaar geleden dat Veldhuis en Kemper een ‘probeer-voorstelling’ speelden in Haarlem. Daarna deden ze mee aan Cameretten en daar werden ze tweede, omdat Marc-Marie Huijbregts de eerste prijs voor hun neus wegkaapte. Met de hit Ik wou dat ik jou was zetten ze zichzelf definitief op de kaart en inmiddels speelt het duo de vijfde theatervoorstelling. Die gaat binnenkort in Velsen in première. Én de vierde liedjes-cd is uit.
Die liedjes uit het programma We moeten praten hebben het herkenbare Veldhuis & Kemper-geluid en dat is logisch, want zij schreven tekst en muziek en zij zingen. Maar toch….. “Het is net weer even anders,” legt Richard Kemper uit. ,,Dat komt omdat we er dit programma twee, of eigenlijk drie, fantastische muzikantes bij hebben. Het zijn de percussioniste Wieke Garcia en de bassistes Phaedra Kwant en Lydia van der Meer, die elkaar afwisselen tijdens de theatertour.”
De pianist Richard Kemper kan duidelijk zijn lol niet op: ,,We zijn voor het eerst met een combo op stap! Dat geeft het allemaal net even een ander gevoel en een andere klankkleur.”
En dan komen we bij de thematiek van We moeten praten. Die omschrijft Remco Veldhuis als volgt: ,,Wij zoeken muzikanten, mánnen wel te verstaan, maar die kunnen we niet vinden omdat ze bijna allemaal overblijfvader zijn. Dus komen we bij de vrouwen, want die hebben nog wel tijd om ergens voor te gaan. Dat betekent dat de rollen zijn omgedraaid. De vrouw is na drie feminiseringsgolven veranderd en dan is de grote vraag: wat doet dat met óns, de mannen?”
Kemper beaamt de omschrijving van Veldhuis: ,,De mannen zitten allemaal thuis op hun papa-dagen. Wij geven daar geen waarde-oordeel over en ook niet over dat mannelijker gedrag van de vrouwen. Prima, geniet ervan, maar je ziet in onze voorstelling twee mannen in totale verwarring over de nieuwe rol die ze moeten aannemen. En dat die mannen in de voorstelling Remco en Richard heten is natuurlijk toeval. Want theatraal zit ik in een proefscheiding, terwijl daar thuis geen sprake van is. Tenminste, volgens mij”
Dat de cabaretiers Veldhuis en Kemper in de loop van de voorstelling steeds meer veranderen in personages, danken ze aan hun regisseur Geert Lageveen. Daarvan is Remco Veldhuis overtuigd. ,,En waar het tot nu toe ook aan schortte was dat wij de kunst niet beheersten om een stilte te laten vallen. Nu durven we de tijd te nemen. Ik hoor wel eens oude dingen terug en dan merk ik hoe we toen cabaretiertje aan het spelen waren.”
Maar ook het maken van de voorstelling verliep anders. Veldhuis en Kemper gunnen elkaar meer. ,,Het schrijven van dit programma en onze samenwerking ging veel makkelijker. Blijkbaar beginnen we iets te kunnen. Als de één van de ander iets afkeurt, wordt het niet meer meteen persoonlijk opgevat. We rocken er nu als een danspaar op los en de pasjes worden steeds ingewikkelder.”
Dit alles neemt niet weg dat Richard Kemper er wel van overtuigd is dat het werken als duo best ingewikkeld blijft. ,,Je bent niet alleen artistiek, maar ook zakelijk partners. En dan zijn wij ook nog eens familie van elkaar, omdat ik een relatie heb met Remco’s zus. We brengen ongelooflijk veel tijd met elkaar door. Dan moet je elkaar wel een beetje leuk vinden.”
Dat hun theater-carrière zo voorspoedig zou verlopen, hadden de cabaretiers niet gedacht.
,,Nee, wél gehoopt. Voordat we meededen aan het Cameretten-festival leefde bij ons nog de gedachte: als we in de finale komen, kunnen we er van leven en dan zijn we cabaretier. Maar het heeft nog een aantal jaren geduurd voordat we onze banen in de reclamewereld durfden opzeggen. Want er waren ook gezinnen en de kinderen moeten toch op zwemles.”
Toen de keuze voor het theater was gemaakt werd door Veldhuis en Kemper niet meer omgekeken. ,,Als je artiest wordt moet je artiest zijn en niet een marketeer die ook nog theaterpogramma’s maakt. Het nadenken over zakelijke aspecten laten we aan anderen over. Ook nu er sprake is van een recessie. Bovendien, een patroon bij elke recessie is dat er behoefte komt aan escapisme, aan het ontvluchten aan de harde realiteit van de dag. Laat het dan het theater maar zijn waar de ontspanning wordt gezocht.”
Het theaterleven begon voor Veldhuis en Kemper op 8 mei 1999 in de kleine zaal van het toenmalige Concertgebouw in Haarlem. En ze zijn ervan overtuigd: ,,Het eind is nog niet in zicht.”
- Zie verder: www.veldhuisenkemper.nl